Over het inbrengen van documenten onder geheimhouding (over de lastige toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht)
In de eigen praktijk werd – tijdens een apart belegde 8:29-zitting (uitspraak) – duidelijk dat de Afdeling indringender toetst of sprake is van gewichtige redenen als stukken worden overgelegd met de mededeling dat alleen de Afdeling er kennis van mag nemen (via artikel 8:29 Awb). Zo is het enkele feit dat een WOB-procedure over die documenten is afgerond en die documenten deels niet openbaar zijn, onvoldoende. In elke bestuursrechtelijke procedure kan het een rol spelen, tijd dus voor een blog. Te meer nu de Afdeling recent – 15 april 2019 – nog eens liet zien hoe zij (soms niet heel eenduidig) toepassing geeft aan deze bepaling uit de Awb.
Regeling van beperkte kennisneming door de rechter
Invloed van een WOB-procedure; 8:29 in een WOB-procedure
Die WOB – of een bijzondere openbaarmakingsregeling die voorgaat op de WOB – is ook een factor van belang als sprake is van een WOB-procedure. In dat kader is het vanzelfsprekend dat de geweigerde stukken overgelegd kunnen c.q. moeten worden onder geheimhouding, vanwege gewichtige redenen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven beschrijft die vanzelfsprekendheid als volgt:
“Doorslaggevend is hierbij dat het in deze beroepszaken nu juist draait om de vraag of terecht en op juiste gronden toepassing is gegeven aan een in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden opgenomen bijzondere openbaarmakingsregeling. Indien (alle) partijen onbeperkt over de documenten zouden kunnen beschikken, zou op onaanvaardbare wijze worden vooruitgelopen op de rechtmatigheid van de in bezwaar gehandhaafde afwijzing, respectievelijk van de beslissing om de 35 documenten alsnog openbaar te maken. Aldus zou materieel een eindoordeel in de zaak worden gegeven en zou de voorziening die wordt geboden door artikel 8:29 van de Awb in feite zinledig worden gemaakt. De vertrouwelijkheid van de documenten dient dan ook in ieder geval te worden bewaard tot de einduitspraak.”
De rechter mag ook uitgaan van die vanzelfsprekendheid. Deze komt ook terug in het Procesreglement Bestuursrecht (zie artikel 2.8).
Invloed van een WOB-procedure; 8:29 in een andere procedure
Iets anders is het als in een andere procedure stukken betrokken worden waarover ook een WOB-traject loopt of heeft gelopen. Dat kan – zie de al genoemde 8:29-uitspraak uit de eigen praktijk – aan de orde zijn bij een verdelingsprocedure bij een schaarse vergunning. De verliezer doet een WOB-verzoek naar de aanvraag en andere documenten van de uiteindelijke verkrijger van de schaarse vergunning. Er wordt geprocedeerd over de vergunning maar ook over het WOB-besluit. De vraag dringt zich op – als de WOB-procedure in de tussentijd een uitkomst heeft gekregen waar iedereen zich bij heeft neergelegd (stukken worden deels verstrekt) – op welke wijze dat WOB-resultaat bepalend is voor de 8:29 vraag in de procedure over de vergunning. Worden dezelfde stukken op dezelfde wijze deels onder geheimhouding verstrekt onder verwijzing naar die WOB-uitkomst of ligt dit anders.
De Afdeling kijkt sec naar 8:29 en het kader dat daarbij speelt. Uitkomsten van andere procedures – al dan niet in rechte vastgesteld – zijn in zoverre niet op zichzelf staand doorslaggevend en relevant (zie ook deze eerdere uitspraak al). Simpel gesteld, 8:29 vraagt om een verhaal over gewichtige redenen. Dat verhaal is niet gegeven met het enkele feit dat een WOB-besluit formele rechtskracht heeft gekregen. De aanwezigheid van gewichtige redenen volgt enkel uit de informatie zelf en de belangen die op dat moment wel of niet aan de orde zijn.
Invloed van een bijzondere regeling; 8:29 in een andere procedure
In een uitspraak van 15 april maakt de Afdeling ook duidelijk dat het enkel wijzen op een bijzonder regeling waar geheimhouding uit volgt, in een procedure die niet gaat over het al dan niet toepasselijk zijn van die bijzondere regeling, eveneens onvoldoende is. Dat documenten vanwege een bijzondere wettelijke regeling (Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) geheim zijn (enkele bijzondere personen uitgezonderd) is onvoldoende om te kunnen spreken van gewichtige redenen. Een afzonderlijke motivering is dus vereist.
Wat meer meedenkend wordt de Afdeling in die zaak overigens wel aangaande het beroep van het bestuursorgaan op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Bij dat beroep ‘interpreteert’ de Afdeling uit eigen beweging dat kennelijk bedoeld is te wijzen op de persoonlijke levenssfeer. Een beoordeling van de stukken leidt vervolgens tot de conclusie dat dit belang inderdaad zwaarder dient te wegen dan het belang bij kennisneming van de stukken. Ook in deze zaak slaagt uiteindelijk dus – met een zekere omweg – het beroep op 8:29 Awb.
Lessen voor de praktijk
Deze uitspraken – en er zijn er meer – laten duidelijk zien dat het al te gemakkelijk nadenken over het onder geheimhouding inbrengen van processtukken niet (meer) wordt toegestaan. Een indringende beoordeling en opvolgende motivering, waarom sprake is van gewichtige redenen is een vereiste. Bijzondere regelingen of de WOB zijn daarbij relevant maar niet op zichzelf doorslaggevend.
Geef een antwoord