Verkeersboete + WOB-verzoek = misbruik

Het fenomeen Wob-misbruik is al geregeld langsgekomen in verschikllende blogreeksen. Hoewel het thema redelijk uitgekristalliseerd lijkt te zijn, heeft de Raad van State ook op de laatste dag van 2017 waarop zij uitspraak doet, nog een verrassing in petto. Ging zij de week er voor nog ‘om’ als het om ‘intern beraad’ gaat, 27 december was bewaard voor een aanscherping van de misbruik-jurisprudentie. Conclusie: verkeersboete + Wob-verzoek = misbruik.

Misbruik

De jurisprudentie rond misbruik laat zien dat een gedegen dossier vereist is alvorens misbruik wordt aangenomen. Elders heb ik drie elementen onderscheiden die relevant zijn voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van Wob-misbruik:

  • Inhoudelijke component (onbekendheid van de gemachtigde met de reden waarom de informatie wordt gevraagd; het doen van het verzoek bij vele bestuursorganen of het niet kunnen duiden van het verband tussen het vermeende doel en het verzoek zelf; de algemene bewoordingen van een machtiging);
  • Financieel aspect (het ogenschijnlijk gericht zijn op geldelijk gewin in de vorm van een proceskostenveroordeling en / of een dwangsom vanwege niet tijdig beslissen);
  • Aard gemachtigde en/of verzoeker (het business model van de gemachtigde; de gemachtigde of verzoeker als repeat player; bekendheid met andere wegen om informatie te verkrijgen).

Combinatie met een verkeersboete

In de uitspraak van 27 december legt de Raad van State de lat aanzienlijk lager als iemand een Wob-verzoek doet gedurende een procedure tegen een verkeersboete:

Thans is de Afdeling van oordeel dat in beginsel ook misbruik van de Wob wordt gemaakt indien om informatie over een verkeersboete wordt verzocht en het doel van het verzoek redelijkerwijs slechts gelegen kan zijn in het aanvechten van de verkeersboete. Dit geldt te meer indien een dergelijk verzoek is gedaan door een rechtzoekende of een gemachtigde die blijk heeft gegeven veelvuldig procedures tegen het opleggen van een verkeersboete te hebben gevoerd en derhalve geacht moet worden ter zake over de nodige kennis en ervaring te beschikken, zodat een dergelijk verzoek niet anders dan tegen beter weten in is gedaan. SOM heeft geen omstandigheden aangevoerd die het aanwenden van de Wob desondanks rechtvaardigen.

De verzoeker om informatie die ook opkomt tegen zijn verkeersboete moet dus aantonen dat de Wob toch ter hand moet worden genomen. Een omkering van de bewijslast dus, nu het aanwenden van de Wob een recht is voor een ieder en een belang niet hoeft te worden gesteld. Kennelijk is de Raad van State alle met verkeersboete samenhangende Wob-procedure beu. Een krachtig statement voor 2018 e.v.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *