Update Rechtbank Noord-Holland 16 juli 2020; AVG misbruik of niet, de ingebrekestelling moet wel een ingebrekestelling zijn

Eerder werd in dit artikel al gewezen op de dreiging van misbruik van recht nu de regeling uit de Awb inzake niet tijdig beslissen (met de dwangsom als dreigmiddel voor de traag beslissende overheid) in combinatie met de AVG. Het pleidooi om bij de Uitvoeringswet AVG direct ook – net als bij de Wob en de Wet hergebruik – de koppeling met die Awb-regeling te doorbreken was aan dovemansoren gericht.

Vooralsnog wijst de praktijk uit dat het ook wel meevalt met dat misbruik, een enkel incident daargelaten. In een kwestie in Haarlem speelt deze thematiek wel. Gedoe met het identificatiemiddel (waar onder andere ook a.s. maandag een gevoegde zitting bij de Afdeling op de agenda staat) en slechte bereikbaarheid en ogenschijnlijk een ander doel nastreven dan inzage in de persoonsgegevensverwerking brengen het college van B&W tot die stelling. Het college meent dan ook de persoon in kwestie het recht om een verzoek om inzage op grond van de AVG te doen misbruikt. De verzoeker stelt dat te traag op zijn verzoek is beslist.

Het misbruik aspect bespreekt de rechtbank in deze uitspraak niet. Dat hoeft ook niet want, ongeacht het gegeven dat later dan een maand na het verzoek is beslist op dat verzoek (kennelijk heeft het college dus wel inhoudelijk beslist, ondanks het vermeende misbruik), stelt de rechtbank dat van een deugdelijke ingebrekestelling geen sprake is. Vragen om voortvarend te werk te gaan is onvoldoende. Verzoeker had moeten manen binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen of dat aanspraak op de dwangsom zou worden gemaakt indien dat besluit uitbleef binnen een redelijke termijn.