Update Rechtbank Overijssel 2 september 2020; Geheimhouding (8:29) bij handhaving. Verzoeker om handhaving niet vanzelf beschermd!

In handhavingskwesties is het nog wel eens nuttig of interessant voor degene die geconfronteerd wordt met handhaving te weten uit welke hoek een verzoek om handhaving komt (zie eerder al aangestipt in dit artikel). In een geval waarover de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Overijssel zich moet uitlaten gaat het om een handhavingskwestie jegens een Bed & Breakfast.

De verzoeker om handhaving zou om geheimhouding hebben gevraagd. Verweerder heeft verwezen naar een enkele uitspraak van de Raad van State waaruit zou volgen dat anonimiteit kan worden gegarandeerd, ook bij toepassing van 8:29 Awb.

De rechtbank wijst op de rechtspraak van de Raad van State – waaronder de overzichtsuitspraak van juni – om maar weer te benadrukken dat een uitvoerige en gedegen motivering aan een verzoek om beperkte kennisneming (8:29) ten grondslag moet liggen. Die motivering ontbreekt en de rechtbank ziet ook overigens niet in dat geheimhouding van naam, adres en woonplaats van de verzoeker om handhaving noodzakelijk is (nu bijzondere omstandigheden ook niet zijn aangedragen).

Let op, deze toets is dus een andere dan bij de afhandeling van Wob-verzoeken. In die gevallen kan het zo zijn dat vanwege spanningen in de omgeving terughoudendheid kan worden betracht inzake het openbaar maken van handhavingsverzoeken (zie deze update). Ook meer algemeen kan bedacht worden dat de overheid ook belang heeft bij enige vertrouwelijkheid van het contact met haar. De vergaande uitspraak inzake Unilever is daarvan een voorbeeld. Maar ook de uitspraak over de burgerbrieven is in dit licht interessant. De uitspraak van de geheimhoudingskamer wekt de indruk dat wijzen op dergelijke bijzondere omstandigheden de uitkomst nog wel eens anders had kunnen maken. Les voor de praktijk: maak je er niet te makkelijk van af bij het verzoek op grond van 8:29. Motiveer het als een besluit.