Rechtbank Oost-Brabant; beoordeling van “goed functioneren overheid”, belang van tijdsverloop

In navolging van de Rechtbank Midden-Nederland (zie dit bericht) en het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (zie dit bericht) is ook de Rechtbank Oost-Brabant met deze uitspraak kritisch over het toepassen van de nieuwe uitzondering die gericht is op het beschermen van “het goed functioneren van de overheid” (artikel 5.1, tweede lid, onder i).

Het verwerende bestuursorgaan betreft de commissaris van de Koning van de provincie Noord-Brabant. Informatie was gevraagd over een melding van verzoeker en alles wat daar bij hoort. Die melding zag op een mogelijke beïnvloeding van de vertrouwenscommissie die een rol had bij de herbenoemingsprocedure van de toenmalige burgemeester van de gemeente Waalre. Die melding heeft geleid tot een conflict tussen verzoeker en de gemeente én een bestuurlijke crisis die uitmondde in het terugtreden van de burgemeester en het aanstellen van een waarnemend burgemeester door de commissaris.

Gevoelige materie derhalve die (mede) tot gevolg had dat de commissaris twee brieven (tussen de voormalig burgemeester aan de waarnemer gewisseld) niet openbaar wilde maken. Onder de Wob was een beroep gedaan op de onevenredige benadeling, onder de Woo op “het goed functioneren van de overheid”. De commissaris zou in zijn werk ernstig worden belemmerd omdat personen (ook in de toekomst) informatie zouden achter houden terwijl hij juist een taak heeft in dit soort kwesties die valt of staat met het verkrijgen van (vertrouwelijke) informatie.

De rechtbank erkent dit belang en de mogelijkheid dat de i-grond hierin een rol zou kunnen spelen. De grond is bedoeld om te voorkomen dat het goed functioneren van de overheid in het geding komt als een bestuursorgaan bij de oplossing van een probleem in overleg treedt met andere bestuursorganen of met derden. Het belang van vertrouwelijk overleg als voorwaarde voor het goed functioneren van een bestuursorgaan kan dan zwaarder wegen dan het belang van openbaarheid.

In dat kader dient alleen een belangenafweging plaats te vinden en bij die belangenafweging acht de rechtbank ook relevant het aspect tijdsverloop. Tijdens de crisis is geheimhouding eerder op z’n plaats dan na verloop van tijd. Dit maakt de wetgever in de toelichting ook expliciet duidelijk.

De commissaris heeft hier onvoldoende invulling aan gegeven aldus de rechtbank. In meer algemene zin is, vanwege diens rol, gesteld dat vertrouwelijkheid is geboden. Een dergelijke absolute toepassing van deze relatieve uitzondering past niet. Beter wegen van belangen dus en duidelijker motiveren.