Van der Sluis op ‘Binnenlands Bestuur’ 22 maart 2022; Even klagen bij/over BZK over de Wet open overheid (3)

Het introductiedossier voor de nieuwe minister van BZK leidde al tot een tweetal columns (zie hier voor de eerste en hier voor de tweede) met de nodige kritiek. Eerst enige kritiek over de wat vreemde manier om met zo’n dossier eindelijk wat inzicht te geven voor de praktijk over wat wanneer lijkt te gaan gelden als het gaat om de actieve openbaarmakingsplichten van de Wet open overheid. Daarna wat kritiek over de onterechte stelling dat de Woo niet zo veel verandert ten opzichte van de Wob. In die laatste column ook het uitspreken van de hoop dat ambtelijk Den Haag zijn oor te luister legt als het gaat om het bedenken van oplossingen voor een groter maatschappelijk probleem. Hoe gaan we om met het spanningsveld tussen verzoeken om openbaarmaking van grote hoeveelheden documenten en de korte termijnen die de wetgever daarvoor – mede ingegeven door internationale regels – stelt.

Tijd voor een laatste punt van kritiek n.a.v. het introductiedossier. Een aspect dat al langer de wenkbrauwen doet fronzen. Want in meerdere interne Instructies voor het Rijk voor het afhandelen van Wob-verzoeken – en inmiddels in de nodige besluiten op Wob-verzoeken – is een niet te verdedigen lijn van beoordelen en niet verstrekken van concepten inmiddels een ingeburgerd mantra geworden.

Daarmee toont het Rijk zich geen goed verstaander van de wet (zowel de Wob als de Woo) en toepasser van de rechtspraak. Want met de stelling dat concepten gewoon niet openbaar worden gemaakt (p. 101) gaat het Rijk weer terug naar oude Wob-tijden toen dergelijke documenten nog buiten het bereik van de Wob vielen. Die lijn staat haaks op de gedachte dat niet relevant is wat de status is van een document. Ook de naam ervan of een stempel erop zijn niet van belang voor de beoordeling die een bestuursorgaan heeft te maken. De gedachte dat deze lijn steun vindt in de rechtspraak is onjuist.

Het Rijk toont zich geen goed verstaander van de Woo en evenmin een goed toepasser van de rechtspraak

Het gaat om de inhoud van het document, het algemene uitgangspunt van openbaarheid en de eventuele aanwezigheid van een belang dat beschermd wordt door een uitzondering (weigeringsgrond). Stellen dat concepten dus niet naar buiten worden gebracht is in strijd met de wet. Helemaal als we bedenken dat sinds ‘Ongekend Onrecht’ het uitgangspunt is dat persoonlijke beleidsopvattingen juist (geanonimiseerd) worden verstrekt. Dit uitgangspunt is wettelijk geregeld per 1 mei 2022 in de Woo door het amendement van Van der Molen (artikel 5.2, lid 3). Voeg hierbij de bijzonderheid van de Woo dat documenten van ouder dan 5 jaar eerder openbaar moeten worden gemaakt (artikel 5.3) en de stelling dat concepten sowieso niet worden verstrekt kan al geen stand houden. Deze aspecten laten ook nog maar eens zien dat er best wel het nodige verandert in vergelijking met de Wob.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *